maandag 7 mei 2012

dinsdag 1 mei 2012

70 jaar muziekbibliotheek in Haarlem (II)

Het is zo ver! Vandaag 70 jaar geleden is de muziekafdeling van de toenmalige Stadsbibliotheek in Haarlem opengegaan. De muziekbibliothecaris vanaf de opening, Mej. CM. Reeser bekend als Do Reeser heeft geschreven over het ontstaan van de muziekbibliotheek in 1963. Deze tekst is bij mijn weten niet eerder gepubliceerd en bestaat alleen in  de archiefstukken van de muziekafdeling van de Bibliotheek Haarlem


Van links naar rechts J.M Kingma, C. M Reeser en H. Bres in de muziekafdeling in de Noorderpandkamer in de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog

Muziekbibliotheek


Afkomstig van de familie Enschedé, die generaties lang muziekliefhebbers heeft voortgebracht lag op de zolders van de Stadsbibliotheek sinds 1932 een collectie kamermuziek die door de familie aan de bibliotheek ten geschenke was gegeven toen er geen musicerende telgen meer waren. Deze collectie bestond grotendeels uit klassieke pianomuziek en werken voor viool en piano, voorts uit trio’s en kwartetten van de grote 19e eeuwse meesters en wat kleine orkestpartituren. Toen deze collectie van ± 1500 banden in 1937 was gecatalogiseerd werd een plaats voor ingeruimd in de uitleenboekerij en iedere ingeschrevene kon 1 muziekwerk tegelijk lenen als “studiewerk” bij de andere boeken. Er bleek zoveel belangstelling voor deze muziek te bestaan dat de planken spoedig leeg waren. De collectie moest noodzakelijk aangevuld worden en behoorde ook zangwerken te bevatten en muziek voor allerlei instrumenten en bezettingen. Systematisch werden in de belangrijkste rubrieken de meest gangbare werken gekocht o.a. opera’s, orgelwerken, muziek voor blaasinstrumenten en liederen tot het bezit uit ± 2500 banden bestond.

In mei 1942 vond de opening plaats van een aparte muziekuitlening in een afzonderlijk gedeelte van het gebouw met een ingang aan de Pandpoort, de zgn. Noorderpandkamer, waar thans de afd. Culturele Zaken van de gemeente is gevestigd. Er was inmiddels een assistente aangesteld die speciaal met de zorg voor deze afdeling werd belast, als halve dagtaak. Voordat de muziek voor uitlening beschikbaar kwam is een systematische catalogus van het bezit gedrukt met registers op persoonsnaam en ook op instrumenten en bezettingen. Juist toen de drukproef gereed was kwam de papierdistributie en er mocht niets meer worden gedrukt zonder toestemming van de Duitse instanties. Die hield censuur op de tekst in en de namen van Joodse componisten werden geschrapt. Hun werken echter bleven achter de schermen aanwezig. Het bezit bestond inmiddels uit 3000 banden. Op de gedruktecatalogus verscheen in 1944 een supplement. In 1950 kwam een geheel nieuwe catalogus met 5000 titels, waarop in 1958 een supplement met nog 3000 titels. Het bezit aan muziek bedraagt thans, in 1963, bijna 12000 banden. Het aantal theoretische werken is ongeveer 3000.

De meeste muziekwerken werden aanvankelijk 2e hands gekocht omdat nieuwe uitgaven uiterst schaars waren en bovendien peperduur. Het budget was in die jaren ook beperkt. In 1938 kocht de bibliotheek een hoeveelheid muziek bij voor fl. 500. In 1941 is {…} nog eens aangevuld voor ± fl. 1500.-.  De jaarlijkse aankoopsom was in de eerste jaren fl. 350.- Na de oorlog steeg dit bedrag geleidelijk tot fl. 1000.- en thans is het fl. 2000.- Bovendien is bij de opening het muziekfonds ingesteld. De gelden die het publiek hierin vrijwillig bijdraagt zijn bestemd voor de aankoop van bijzondere werken. Vooral in de oorlogsjaren was men royaal met extra gelden voor de bibliotheek. In 1956 is door de Heer L.M. Baale hier ter stede bij testamentaire beschikking fl. 1000.- geschonken.

Voor het publiek was de afdeling 3x per week geopend, nl. op maandagavond, woensdagmiddag en vrijdagmorgen. Op aandrang van het publiek is de vrijdagmorgen vervangen door de zaterdagmiddag. Aan deze openingsuren is zoveel mogelijk de hand gehouden, zelfs in oorlogstijd. Alleen de avonduren moesten toen vervallen voor diensten van 5-7 uur met het oog op het uitgaansverbod na 8 uur en later ook wegens gebrek aan elektriciteit en kolen.

Het gebruik dat van de muziekbibliotheek werd gemaakt nam snel toe. Tijdens de oorlogsjaren moest men het zich thuis wel naar de zin maken, omdat het vertier elders ver te zoeken was. Voor zover de ellende en de kou het toelieten had men toen ook de tijd voor musiceren. Bovendien waren mensen die anders zelf muziek kochten nu op de bibliotheek aangewezen. Nieuwe voorraden konden in de winkels niet meer gevormd worden. Meer en meer was de bibliotheek dan ook aangewezen op de 2e handse aankoop en verder op geschenken, die gelukkig steeds rijkelijk bleven toestromen.

Uiteraard blijft het aantal mensen dat muziek uit een bibliotheek leent toch nog beperkt tot een kleine categorie. De meeste musici – zowel amateurs als vakmensen – wensen de muziek die ze spelen in bezit te hebben. Daarnaast blijft de categorie grasduiners bestaan, die het gaat ons terreinverkenning en –verruiming. Zij kopen dan eventueel later. Incidenteel leent men ook graag partituren voor concerten, radio-uitvoeringen enz. De aankoop hiervan is immers ook veel duurder dan van bladmuziek.

Toen de muziekbibliotheek een jaar functioneerde waren er 200 vaste ingeschreven, na nog een jaar waren het er 400. Dit getal steeg na enkele jaren tot 500 en schommelt sindsdien om 600. Het aantal uitleningen per jaar is gestadig gegroeid, zonder noemenswaardige terugval. In de oorlogsjaren werden ± 7000 werken per jaar uitgeleend, de laatste jaren is het maximum aantal van ruim 14000 niet meer overschreden.

Wegens uitbreiding van het boekbezit werd de Noorderpandkamer langzamerhand te klein. Daar de Stadsbibliotheek geen ruimte voor expansie bood heeft de gemeente in de Wilhelminastraat voor de tijd van 10 jaar een particulier huis gehuurd, waarvan de 1e verdieping bestemd werd voor de muziekafdeling. Op 7 nov. 1953 is deze afd. in gebruik genomen. De charme van de oude behuizing heeft plaats gemaakt voor de efficiences van een modern inrichting. De afstand van het hoofdgebouw blijft echt bezwaarlijk, zowel voor het publiek als voor het personeel. Pas wanneer de muziek- en dan liefst met een grammofoonplaten collectie- weer in de Hoofdbibliotheek zal zijn ondergebracht en het contact met de verschillende afdelingen der bibliotheek hersteld kan worden is ook intensiever en productiever gebruik van de muziekbibliotheek te verwachten.

C.M Reeser